Persbericht

Expositie 26 februari t/m 3 april 2005


Klik op de foto's voor een groter beeld

Jack Prins
beelden
Henk van Dijl
schilderijen
Beatrijs Schweitzer
beelden

Kracht, spanning en kleur

Op de eerste tentoonstelling van dit jaar in Galerie De Kapberg in Egmond aan den Hoef exposeren drie kunstenaars. Henk van Dijl toont schilderijen, Jack Prins beelden en etsen en Beatrijs Schweitzer beelden.

De olieverfschilderijen van Henk van Dijl zijn opgebouwd uit krachtige vlakken en vormen. Van Dijl, traditioneel en vakkundig opgeleid tot tekenleraar, heeft in zijn loopbaan lang lesgegeven in het natuurgetrouw en controleerbaar weergeven van de bestaande werkelijkheid. Zijn eigen, autonome werk is abstract en laat een proces zien van ordenen en afwegen, het omgaan met zuiver picturale middelen. Kleuren, vormen, contrasten en ritme dagen steeds weer uit tot corrigeren, weghalen en toevoegen. Van Dijl zou zoals hij zelf zegt graag beweren dat zijn werken geheel van binnenuit tot stand komen, maar puur abstract zijn ze in wezen niet. Eén invloed van buitenaf die hij noemt laat zich niet ontkennen: het dagelijkse contact met het landschap en het prachtige licht van Noord-Holland.

De beelden van Beatrijs Schweitzer doen denken aan werktuigen uit een ver verleden zoals de handboog en andere wapens, voertuigen en instrumenten, vormgegeven met "ouderwets" vernuft. De bijna middeleeuwse eenvoud van de beelden waarin steen, metaal en hout veelal zijn gecombineerd, wordt benadrukt door smeedijzeren onderdelen en grof aangehakte steen. Spanning en zwaartekracht zijn belangrijke elementen in de objecten, die verwondering oproepen over de werking en het praktisch nut ervan. Het is een mentaal proces dat Schweitzer heel bewust teweegbrengt: "Ik zoek naar onbekende beelden waarvan steeds maar niet helemaal duidelijk is wat het is en waarvoor het dient, terwijl hun aanwezigheid toch vanzelfsprekend lijkt. Zo wil ik letterlijk ruimte voor verbeelding en verwondering scheppen".

Een groter contrast met het werk van Jack Prins is bijna niet denkbaar. Zijn tere bouwsels, fragiele staketsels in metaal zijn als het ware in de ruimte getekend. Daarnaast robuuste hekwerken, in weerbarstig staal uitgevoerd. In zijn etsen is hetzelfde contrast zichtbaar, de etslijnen zijn de ene keer zo kwetsbaar als dun garen, de andere keer zo zwaar en diep als karrensporen. Als een karakteristiek handschrift is zijn vormentaal, een spanningsveld tussen vrijheid en begrenzing, zichtbaar in al zijn werk. Een bundeling lijnen die losjes uit elkaar is gevallen; ooit stevig bij elkaar gebonden, maar door de zwaartekracht of de wind losgetrokken. Repen, spiralen, geplooide linten vormen een ogenschijnlijk achteloos in elkaar gezet geheel, nauwelijks afgebakend, maar toch in bedwang. Het is deze spannende dualiteit, deze geordende chaos die zijn werk zo bijzonder maakt. [DJG]